Sla er een willekeurige missie of visie van een zorgorganisatie op na, en je leest: het draait om de cliënt en hoe hij of zij zichzelf mag zijn. De klant in regie: zeggenschap over behandeling en keuze in activiteiten. Dat iedereen zoveel mogelijk deel mag uitmaken van het “normale” leven is hierbij het uitgangspunt. En deze visie wordt nageleefd: bij mijn huidige opdracht bijvoorbeeld, wordt de locatie van het bedrijfsbureau ook ingezet als dagbesteding voor onze cliënten. Er is een keramiek-atelier, een print-service en een servicedienst die ervoor zorgt dat alles op facilitair gebied op rolletjes loopt.

Een win-win situatie, zoals je vaker ziet. Zij doen het werk met veel plezier, het geeft ze structuur in de dag en zingeving. Op hun beurt helpen zij mij om continu scherp te blijven op onze doelgroep. Bovendien zorgen ze voor leven in de brouwerij, het is nooit saai of voorspelbaar en het zorgt voor de tijdige ontspanning. En: ik heb eindelijk mooie potten voor mijn planten!

Een korte terugblik op de geschiedenis van de gehandicaptenzorg (ik plukte hier de Canon Gehandicaptenzorg uit de kast) drukt mij weer met de neus op de keiharde feiten: dit alles is het voorlopig einde van een langdurig proces van de emancipatie van mensen met een verstandelijke beperking. In de Middeleeuwen werd nog gesproken over “idioten”, “imbecielen” en “debielen” die werden weggestopt in een “dolhuis”. Ik voel me bevoorrecht dat ik leef in een tijd waar op dit moment zelfs de term beperking ter discussie staat. Ik quote: “er is slechts sprake van diversiteit (verschillen tussen mensen), omdat elk mens uniek is.” Of andersom geformuleerd: we zijn allemaal beperkt op onze eigen manier. Meer tolerantie voor afwijkingen van de nog steeds hele smalle norm die wij als ¨normaal¨ bestempelen.

Een mooi uitgangspunt, wat het sluitstuk zou kunnen betekenen van de emancipatie van deze doelgroep. (die we dan dus ook niet meer ¨doelgroep¨ noemen!)

In dat licht valt mij op: we accepteren meer dan voorheen dat mensen met een (verstandelijke of lichamelijke) beperking onderdeel uitmaken van onze samenleving. Naast de bovengenoemde voorbeelden ben ik bijvoorbeeld vaak te vinden bij Noen (Roosendaal) en Jan en Alleman (Breda). Leuke eetgelegenheden waar een deel van de zwarte en witte brigade bestaat uit “kanjers” waarbij het runnen van deze horeca een vorm van arbeidsmatige dagbesteding is.

Het valt mij daarbij op: de meeste van deze gelegenheden, en ook de eerder genoemde voorbeelden, zorgen er meestal voor dat deze medewerkers herkenbaar zijn. Ze hebben een andere kleur polo aan, of een button op. En ik vraag mij de laatste tijd af: het zou toch de ultieme vorm van emancipatie zijn als we zelfs dat niet meer doen? Zonder stempel of label onderdeel mogen uitmaken van het groter geheel? En een beperking écht zien als een vorm van diversiteit? En op die manier een nieuwe definitie geven aan die term ¨normaal¨.

Het is een mooi idee: alle hokjes laten vervallen…Maar naar mijn mening is dat niet humaner. Sommige hokjes hebben een dak en dienen als bescherming van een kwetsbare groep binnen onze samenleving. Een samenleving die zo complex is dat het zelfs voor iemand met een gemiddeld tot hoog IQ, relatief normaal gedrag en redelijke lichamelijke conditie soms best lastig is om haar weg in te vinden…

Janneke van den Eerenbeemt

Afgelopen zondag keek ik Echt Gebeurd op Z@pp (het Villa Achterwerk van tegenwoordig). Een leuk manneke (Noëll) met rood haar, achterop een motor vulde het scherm. Achter het stuur een stoere vent (Gerrit) mét bakkebaarden en een biker-jack. Noëll is autistisch, en dat steekt zijn lichaam en geest niet onder stoelen of banken. In het filmpje wordt pijnlijk duidelijk gemaakt hoe ingewikkeld de wereld voor hem is. Mooi om te zien hoe Gerrit hem verder helpt zijn angsten te overwinnen.

Link naar filmpje

Vanmorgen had ik een regionaal overleg over ¨complexe casuïstiek¨. Personen die door hun vaak meervoudige problematiek moeilijk te helpen zijn. Tijdens dit overleg vervielen we even in een discussie die richting filosofie ging: Hoe maakbaar is een leven? Willen we niet teveel? Wat is ervoor nodig om een cliënt de juiste zorg en ondersteuning aan te bieden en zijn of haar kwaliteit van leven zo hoog mogelijk te laten zijn?

En een van de deelnemers van het overleg kwam met de oplossing, waarvan we allemaal wel weten dat het waar is, maar die zo ongelooflijk lastig te accepteren is. Niet omdat het een dure oplossing is, of omdat het niet in de huidige wetgeving past, maar omdat het zo ongrijpbaar en niet te meten of voorspellen is en daardoor onbereikbaar lijkt. Het gaat om de KLIK tussen zorgverlener en cliënt. Om beter te zeggen: om de klik tussen twee mensen.
Zij vertelde dat ze het altijd vroeg aan mensen die lange tijd in zorg waren geweest en die uiteindelijk op hun pootjes terecht waren gekomen. ¨wat was de succesfactor?¨ en keer op keer benoemde deze personen één hulpverlener die ze tijdens hun traject waren tegengekomen. Eén iemand die op het juiste moment op de juiste plek was geweest en het juiste had gezegd en was doorgedrongen. Die hen een zetje in de goede richting heeft gegeven, waardoor het juiste pad weer werd bewandeld. Net als die ene leraar op de basisschool… Ingewikkelder is het soms niet. En daarmee wil ik niet beweren dat alle andere leraren hun vak niet verstaan, mij niks geleerd hebben of zich niet voor mij interesseren. Maar ze hebben mijn leven niet veranderd.

We hebben allemaal een Gerrit nodig…

Tijdens mijn studietijd in Maastricht werkte ik bij Domicura. Als huishoudelijke hulp, invaller voor de vaste krachten die ziek waren of vakantie hadden.

Elke week een nieuw adresje om het huishouden van de bewoner te leren kennen, binnen drie uur het huis schoon te maken en de client op te peppen om de week weer door te komen. Er waren momenten dat ik drie uur aan het buffelen was en mijn koffie (stipt binnen tien minuten) in de keuken op moest drinken. En er waren mensen die nog steeds een plekje in mijn hart hebben… Waar ik uren mee sprak over vroeger en vandaag en ondertussen zo goed als mogelijk het huis leefbaar maakte. Je kan dus echt hele diep gesprekken hebben met iemand die tv kijkt terwijl jij op je knieën de vloer van de wc aan het schuren bent. Als je maar hard genoeg praat.

Maar waar ik ook was, hoe hard ik ook moest werken of praten, elke avond wist ik een ding zeker: ik ben van waarde geweest vandaag. een gevoel dat ik weer was vergeten. Tot ik bezig was met mijn vorige opdracht, die ik nu aan het afronden ben. En dat gevoel kwam terug, en ik kon het plaatsen:

Facilitaire dienstverlening in de ouderenzorg

door: Rick Swinkels (VVA-informatisering) en Janneke van den Eerenbeemt (22graden)

De dagen voor en na 25 mei had iedereen het erover: de AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming). Onze mailboxen liepen vol met verzoeken tot toestemming voor het toesturen van nieuwsbrieven en de oude vertrouwde pop-ups voor cookies werden ineens uitgebreid met keuzes: welke cookies wilt u wel en welke niet? Het gaf even de indruk dat de onlinewereld écht ging veranderen. En nu, anderhalve maand later: waar staan we nu? Wat is er veranderd en hoe zijn we, als zorgsector in het bijzonder, omgegaan met het gedachtegoed van de nieuwe wetgeving?

Even een stapje terug. Waar gaat de AVG ook alweer over? De AVG is de nieuwe wet die alle privacy en informatiebescherming regelt. De autoriteit persoonsgegevens (AP) is de controlerende instantie die de taak heeft de wet te handhaven. De reden voor het instellen van de AVG is het versnelde online dataverkeer, waardoor gegevens van burgers kwetsbaarder zijn geworden. Misbruik ligt immers op de loer, zoals identitieitsfraude, de handel in persoonsgegevens, enz.  De verordening regelt de bescherming van al onze gegevens. In het bijzonder gegevens die ons kwetsbaar kunnen maken als ze openbaar zouden worden, bijvoorbeeld je geloof of de ziekte waaraan je lijdt.

Via bepalingen in de AVG wordt geborgd dat organisaties op een gepaste en zorgvuldige manier omgaan met deze gegevens. Zo is het aanstellen van een functionaris gegevensbescherming verplicht bij het grootschalig verwerken van bijzondere persoonsgegevens. In de meeste zorginstellingen wordt er een onafhankelijke medewerker aangesteld als functionaris gegevensbescherming, die dit als taak heeft naast de huidige functie. Vaak wordt deze taak belegd bij een kwaliteitsmedewerker of IT-specialist. Ook worden in sommige gevallen functionarissen vanuit externe bureau’s ingeschakeld. Daarnaast is het voor organisaties verplicht om verwerkersovereenkomsten af te sluiten met partijen die in opdracht van zorginstellingen met deze bijzondere persoonsgegevens werken.

Echter, er is nog veel onduidelijk in de wet. De uitvoering en beoordeling daarvan  hangt dan af van de interpretatie van de organisaties, de AP en uiteindelijk de rechter. Zo moet er bijvoorbeeld nog worden bepaald wat “grootschalig verwerken” is. Ook zijn er momenten waarop de wet gaat schuren: wat als een medewerker mogelijk patiënt is, bijvoorbeeld in het geval van scabiës op een afdeling, wat weegt dan zwaarder, zijn of haar privacy of de volksgezondheid?

Sommige zaken uit de AVG zijn ook al erg duidelijk. Zo kan de directeur niet als functionaris gegevensbescherming wordt aangesteld. Deze heeft immers geen onafhankelijke positie. Ook zijn inmiddels bij veel zorginstellingen de bepalingen op papier goed geregeld. We zien echter dat de bewustwording van medewerkers op de werkvloer achterblijft. Controlevragen worden in de care-sector nog nauwelijks gesteld (om te checken met wie je te maken hebt), wachtwoorden worden opgeschreven op post-it’s en de toestand van cliënten wordt wel meer dan eens besproken in het bijzijn van anderen of via een app-groep.

Ik hoor u denken: wat valt er bij ons nu te halen aan gegevens? Wellicht bent u wel een kleine organisatie en ziet u op tegen de toename van nog meer administratie of denkt u: eerst maar eens zien of de soep wel zo heet wordt gegeten. Die vlieger gaat het een heel eind op, ware het niet dat de kern van het gedachtegoed van de wet niet is om te straffen en beboeten, maar om ons te wijzen op de morele plicht die wij als organisaties hebben om goed om te gaan met de gegevens van onze cliënten (en medewerkers!). En dat is iets waar iedere organisatie, groot of klein, iets mee kan én moet!

Afbeelding2

Onlangs hebben we een verkennend kwalitatief onderzoek gedaan (n=20) onder een willekeurige selectie van zorginstellingen uit de caresector. Zowel kleine als middelgrote organisaties, met verschillende doelgroepen, zijn gesproken. Uit dit onderzoek blijkt dat met name de grote intramurale organisaties stappen hebben genomen in het aanpassen van de bedrijfsvoering naar de eisen van de AVG. Een ander deel weet nog niet wat zij met de veranderende regelgeving aan moet of is nog op zoek naar een structurele invulling van de functionaris gegevensbescherming. Verder is er ook een deel van de organisaties ervan overtuigd dat het voor hen niet nodig is om een Functionaris Gegevensbescherming aan te stellen.

En alle organisaties bevestigen: op papier kan alles misschien goed geregeld zijn, de bewustwording onder medewerkers is het grootste punt van aandacht.Afbeelding1

Benieuwd of uw organisatie voldoet aan de nieuwe privacyregeling? Doe de zelftest!

Link naar de zelftest

 

De stand van zaken na de overstap van een baan in vast dienstverband naar consultant.

10 april – vandaag ben ik exact honderd dagen in dienst als consultant bij 22graden. Natuurlijk ben ik niet de eerste op de wereld die de stap maakt, en ik geloof dat het voor iedereen een spannende is.

De eerste drie maanden zijn voorbij gevlogen. Een mooi moment voor evaluatie, bezinning, reflectie, of zoals een van de bezoekers van een van de dagbestedingen me tijdens een jubileumfeestje vroeg: “Oe gaag ‘t nou?”

Nou, ‘t gaat me goed!

Natuurlijk mis ik de mensen van Groenhuysen. Zeker de eerste weken heb ik het gevoel gehad dat mijn doel was weggevallen, omdat ik niet meer bij de grote familie hoor. Een familie met een missie, waar ik trots op was en waar ik me op mijn plek voelde bij de doelgroep. En dat terwijl ik voor mijn eerste opdracht toch nog een aantal dagen per week op de locaties aanwezig ben. Maar ik probeer het missen van personen of een groep niet (meer) te koppelen aan hoe het gaat in mijn huidige functie.

Brene Brown heeft er onlangs een mooie beschrijving van gemaakt, waarvan de essentie hier een mooie parallel trekt: het verschil tussen “belonging” (vrij vertaald: verbinding maken) en “fitting in” (erbij horen). Wanneer je je eigenwaarde enkel afmeet aan de groep waartoe je jezelf rekent, kan dat ervoor zorgen dat je jezelf anders voordoet dan je werkelijk bent. Dit doe je, om niet teveel af te wijken van het beeld van de groep en niet teveel op te vallen. Ik citaar haar in het Engels:

“True belonging is the spiritual practice of believing in and belonging to yourself so deeply that you can share your most authentic self with the world and find sacredness in both being a part of something and standing alone in the wilderness. True belonging does not require you to change who you are; it requires you to be who you are.” (Brene Brown)

Ik geloof dat dit citaat ook voor mij opgaat. Ik merk dat ik anders ben gaan denken, anders ben gaan werken en anders tegen de wereld (op werkgebied dan) aan ben gaan kijken. Zonder me iets te hoeven aan trekken wat er (volgens mezelf) van me wordt verwacht. Het is een proces van volwassen worden, en het loskomen van het ouderlijk huis heeft me daarbij geholpen. Ik heb me bedacht wat daaraan heeft bijgedragen, en dus:

Een opsomming van wat ik heb verkregen…

Mijn bril is opgepoetst en het kleurtje is eraf. Zekerheid en voorspelbaarheid over de organisatie en mijn werk had zich vertaald tot een milde vorm van hospitalisatie. Dat is geen verwijt, geen klacht en vooral niemands schuld (behalve misschien de mijne). Ik kan nu met meer onbevangenheid en een scherpere blik naar organisaties en de ouderenzorg in het algemeen kijken. Als consultant heb ik de vrijheid om écht te denken wat ik vind en te handelen naar wat ik wil of goed vind.

De termen acquisitie en declarabel-zijn: en dat is in de praktijk lang niet zo’n drama als ik me had voorgesteld.

Een fijne, intelligente en betrokken club collega’s waar ik me aan kan spiegelen, aan kan optrekken en onwijs goed mee kan sparren. Maar ook waarbij ik tijdens de lunch op onze kantoordag het gevoel heb alsof ik toch weer thuis woon: links van me zit iemand in de bevroren (want in de vrieskou in de kelder gestaan) pot Nutella te hakken met een mes, er vliegt een hamburger over tafel, er is gekibbel over het indekken en afruimen van de tafel en tot overmaat van ramp eet iemand altijd pindakaas op brood omdat dat er thuis niet in komt (o wacht, dat was ik zelf). Kortom: Jan Steen is er niks bij and I love it!

Ik merk dat ik nu weet wat ik écht leuk vind om te doen. Ik kan scherp zijn op mijn talent en mijn kracht. En ik geloof dat ik ook nog achter ben gekomen wat dat is…

Benieuwd? Dan wordt het tijd voor een bakje koffie.

 

Op dit moment doe ik onderzoek naar de organisatie van het facilitair bedrijf in de care-sector Daarbij bekijk ik hoe deze diensten zijn georganiseerd en gepositioneerd en met welke concepten er wordt gewerkt. Hoewel sommige bewoners nog spreken over ‘de Poets’ die elke week een uurtje komt, is ook de zorgsector op het gebied van emancipatie van de facilitair medewerkers in beweging.

Een fijne woonomgeving

Tijdens mijn praktijkonderzoek zie ik dat facilitair medewerkers veel voor de bewoners betekenen om drie redenen:

1. Facilitair medewerkers maken toiletten schoon en bakken een visje tussen de middag. Naast deze taken, die het leven aangenamer maken, zijn ze ook een luisterend oor, signaleren ze problemen, motiveren ze om mee te helpen in het huishouden of om naar een activiteit zoals de playbackshow in het restaurant te komen. Naast de onvermijdelijkheid van zorg, zijn zij er bovenal om te zorgen voor een fijne woonomgeving.

2. Deze groep medewerkers zijn meestal een langere tijd bij de cliënt (in zijn of haar kamer of appartement), waardoor de mogelijkheid om elkaar beter te leren kennen groter is. Er is ruimte voor gesprekken over praktische problemen, maar ook over zorgen, vreugde of verdriet. Bewoners luchten graag hun hart bij de facilitair medewerker, door de fysieke afstand die tussen hen in staat. Verzorgers verrichten intieme handelingen zoals helpen met douchen. Hoewel het op het eerste gezicht anders lijkt, voelt het vaak minder veilig om je hart te luchten bij deze verzorgers. Zeker als het gaat om zaken die niet helemaal goed gaan.

3. Zij zijn degene die de maaltijden voor bewoners klaar maken. Deze maaltijden zijn voor veel van de bewoners momenten om naar toe te leven, het feestje van de dag. Eten is lekker en daarnaast belangrijk voor ouderen waarvan de wereld wat kleiner en het lijf wat ouder wordt. Om nog maar te zwijgen over het sociale aspect van samen aan tafel zitten.

Zien eten doet eten, wat zeer belangrijk is bij deze groep met een verhoogd risico op ondervoeding (onderzoek schat deze kans tot twee keer zo hoog als een gezond, jong iemand). Daarnaast is het een mooi moment om onder de mensen te komen, ook voor mensen die dit van zichzelf niet zo snel zullen doen.

Maar dat is mijns inziens niet het enige, het aspect van autonomie is cruciaal. Je bent voor meer of minder handelingen afhankelijk. Douchen, aankleden en het huishouden doen: op tijdstippen die (voor een deel) door de zorg worden bepaald. Elke keer is een inbreuk op je autonomie. En waar heb jij als cliënt zelf nog zeggenschap over? De maaltijd. Je mag de vakjes invullen bij dingen die jíj op dát moment lekker vindt.

Verbeteringen

Een aantal jaar geleden was deze warme maaltijd in de zorg allesbehalve een feestje. Tenzij iemand afviel: dan werd overal slagroom opgedaan en kreeg men extra plakjes kaas in het kader van een eiwitrijk dieet. Maar verse salade, knapperige boontjes of een lekker gebakken visje stonden nooit op het menu. En als er nu iets bevorderlijk is voor de eetlust, is het wel een smakelijke maaltijd.

Ik zie dat er in de tussentijd veel is veranderd. Er is meer keuze en meer aandacht voor verse producten, voor eetmomenten en voor beleving. Dat lekker en goed eten belangrijk is, zijn we inmiddels wel achter. Dat je het nooit voor iedereen goed kunt doen, is iets waar we ons bij neer moeten leggen. Over smaak valt immers niet te twisten.

Organisatie

Hoewel er in de kwaliteit en professionaliteit al flinke stappen zijn gemaakt, is er wel nog een weg te gaan. En wel op cultuur- en structuur binnen organisaties. We zullen niet-zorg medewerkers als volwaardig medewerkers van de teams rondom de klant moeten erkennen. Zeker nu, in tijden van schaarste op de arbeidsmarkt, vormen zij een wezenlijk onderdeel van het primair proces. Laten we ze dan ook als zodanig benaderen en een gelijke stem geven in het systeem van de klant.

Zoals in meer organisaties, wordt vanuit de instelling waar ik onderzoek doe een verandering ingezet op de ouderwetse definitie van facilitaire dienstverlening – alles wat geen zorg is – naar een model van patiëntgerichte, multidisciplinaire zorg. Het schoonmaken van een appartement, het klaarmaken van een maaltijd en het wassen van linnen wordt hiermee onderdeel van het primair proces.

Functie

Waar ik nog over puzzel: hoe gaan we deze groep medewerkers noemen? Ik ben een voorvechter van semantiek. De juiste woorden geven aan diensten of producten kan het verschil maken. ‘De Poets’ is geen optie meer, ‘medewerker facilitaire dienstverlening’ is te vaag, ‘cliëntondersteuner’ klinkt zo passief en ‘huishoudelijke hulp’ is te ouderwets. Om daarnaast in een wereld waarin we gewone taal willen spreken, termen als hospitality en leisure te gebruiken, stuit mij ook tegen de borst. Hoe willen we deze groep dan wel noemen? Laten we daar mee beginnen.

Bingo spelen, stoffig en enkel voor ouderen? Helemaal niet! In tegenstelling tot wat Hendrik Groen ons in zijn boek “pogingen iets van het leven te maken” wil doen geloven, bingo is onder alle lagen van de bevolking een onverminderd populair fenomeen. Het is een trend om ook als jongere (vrouw) deel te nemen aan Bingo-feesten. Deze feesten hebben vaak een BlingBling-thema met hogere entree-kosten, duurdere prijzen die men kan winnen en meet en greets met VIPs. Op welke manier men ook Bingo speelt, iedereen ervaart dezelfde spanning van nog één cijfertje moeten.

Bingo mag dan een uitzondering zijn. Lang niet iedereen zit nog te wachten op de traditionele dagbestedings-activiteiten. Het is dus tijd voor dagbesteding nieuwe stijl, met eigentijdse, verrassende activiteiten die aansluiten bij de veranderende doelgroep. Maar hoe pakt u dat aan?

Dagbesteding “nieuwe stijl”

Het aandeel ouderen die de dagen kan doorkomen met rummikub en handwerken, is snel aan het verkleinen. Steeds vaker komt de vraag om een nieuwe soort activiteiten. De nieuwe (hoger opgeleide) generatie ouderen is gewend te beschikken over een hoger inkomen, waarmee er meer geld en ruimte was voor hobby’s en het ontwikkelen van interesses. Deze hobby’s en interesses wil men bij het ouder worden voortzetten. Daarnaast vindt deze groep ouderen het leuk om nieuwe dingen te blijven ontdekken, iets wat ze eveneens gewend zijn uit hun werkende leven.

Daarnaast is de drang naar onafhankelijkheid groter dan ooit. Ouderen zijn zelfbewust, weten wat ze willen en leunen hiervoor liever niet te veel op hun kinderen. Zij zoeken liever hulp en gezelschap van gelijkgestemden. Helaas wordt ontmoeting steeds moeizamer doordat ouderen langer thuis blijven wonen en door de toenemende individualisering. Dit alles vraagt om een nieuwe manier van organiseren van de dagbesteding voor ouderen. Een gevarieerder programma, toegespitst op leefstijl en een nadruk op de (gezamenlijke) mogelijkheden die er zijn en de leuke dingen in het leven.

Deze dagbesteding dient gerealiseerd te worden zonder aan kwaliteit in te boeten. Het is belangrijk om, zeker bij ouderen met dementie, een goed dag- en weekritme aan te houden met aandacht voor training van de HDL en ADL. Het gewone leven waarin men bezig is met hobby’s als koken, staat centraal. Daarnaast is er maar een ding dat écht helpt om langer fit te blijven: bewegen! Wat is er nu leuker dan elkaar te motiveren door dat samen te doen?  Tai chi, wandelen, kickboksen, alles kan.

Wet en regelgeving

Dagbesteding voor ouderen wordt, afhankelijk van de zorgzwaarte, vergoed uit de WMO of de WLZ. Hierbij heeft de klant en zijn of haar naasten de keuze om dit als Zorg In Natura (ZIN) af te nemen of via een Persoons Gebonden Budget (PGB). In het laatste geval is de klant zelf verantwoordelijk voor de zorg die hij of zij ontvangt.

Lichte zorg

Als de klant een lichte zorg- of ondersteuningsvraag heeft komt hij in aanmerking voor een indicatie vanuit de WMO. Deze indicatie wordt, omdat dit een gemeentelijke regeling is, een “beschikking” genoemd. Op het moment dat een klant zich met een ondersteuningsvraag meldt bij de gemeente, zal een ambtenaar onderzoek doen naar de “compensatie die de klant nodig heeft om te kunnen blijven participeren in de samenleving”. Deze compensatie kan bestaan uit het inzetten van dagbesteding.

In het geval van afname van zorg als ZIN wordt de beschikking doorgezet naar de zorgaanbieder van voorkeur. Deze zorgaanbieder ontvangt van de gemeente een budget voor het inzetten van de dagbesteding. Dit budget varieert per gemeente in zowel de hoogte van het bedrag als de wijze van financiering. Naarmate de jaren vorderen zijn gemeenten steeds meer op zoek naar andere vormen van aanbesteding. Enerzijds om de budgetten te drukken en een prikkel in te bouwen om zo efficiënt mogelijk ondersteuning in te zetten. Anderzijds om zorgaanbieders regie te geven bij het bepalen van de inzet van de zwaarte van ondersteuning. Zo zijn er gemeenten die op basis van ingezette dagdelen een declaratie betalen. Een andere optie is prestatiebekostiging, waarbij de zorgaanbieder voor iedere klant een vast bedrag krijgt, onafhankelijk van de zorginzet. De verwachting is dat gemeenten steeds meer met populatie-bekostiging zullen werken. Hierbij krijgt de zorgaanbieder een vast bedrag om een wijk of (deel van een) dorp te voorzien van dagbesteding.

Bij afname van zorg via een PGB zal de klant (of zijn vertegenwoordiger) zelf een beschikking ontvangen. Het bedrag hiervoor wordt via de Sociale Verzekerings Bank (SVB) beschikbaar gesteld. De gemeente hanteert hierbij een maximaal uurtarief.

Zware zorg

Op het moment dat de klant dusdanig achteruitgaat dat de WMO niet langer kan voorzien in de zorg, wordt de klant doorgeleid naar de WLZ met het regionale zorgkantoor als uitvoerder. Dit is het geval als:

  • De klant zorg nodig heeft vanwege een lichamelijke ziekte of beperking, dementie, een verstandelijke beperking of een zintuiglijke beperking, en
  • Het duidelijk is dat de klant levenslang zorg nodig heeft, en
  • De klant permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft.

Vanuit de WLZ wordt een intramurale indicatie gesteld door het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg). Vanuit deze ZZP-indicatie kan tot opname, thuiszorg en dagbesteding worden ingezet. Anders dan voorheen in de AWBZ hoeft er bij een WLZ-indicatie nog geen sprake te zijn van een opnamewens van de klant.

Het ZZP-pakket wordt omgezet in een pakket om thuis in alle zorg te voorzien. Alle zorg en ondersteunging moet komen uit dit budget, met vastgestelde uurtarieven voor type zorg en ondersteuning.

Zorginkoop

Bij de start van de WMO in 2015 zijn de gemeenten over het algemeen zoveel mogelijk in zee gegaan met de bestaande aanbieders. Vaak gebeurde dit door bestuurlijke aanbestedingen, waarbij alle partijen die voldoen aan de voorwaarden van de gemeente, dagbesteding (en vaak ook begeleiding) mogen inzetten.

Zoals eerder genoemd zijn nieuwe manieren van financiering in opkomst. Bij deze nieuwe manier van financiering hoort ook een nieuwe manier van aanbesteden. Zo zijn er gemeenten die onderhands of Europees aanbesteden via een tender. Dit is echter onbekend terrein voor de meeste lokale en regionale zorgaanbieders. Deze beweging kan ertoe leiden dat de partijen die hier meer ervaring mee hebben (landelijke organisaties) vaak aan het langste eind trekken.

22graden kan u helpen bij het transformeren van uw dagbesteding. Wij nemen teams mee in het proces om te komen tot een passend en aantrekkelijk aanbod aan activiteiten, die aansluiten op de veranderende wensen van de doelgroep. Daarnaast hebben wij ook uitgebreide ervaring bij de aanbesteding en zorginkoop van dit product.

Benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen? Ik kom graag bij u langs om onze kennis en ervaring met u te delen. Tot snel!

Janneke van den Eerenbeemt

jannekevandeneerenbeemt@22graden.nl

06-51.68.48.23